Vandaag vertrekken we naar een nieuw land en onze eerste bestemming is Banjul, de hoofdstad van Gambia. Om 9:00 uur maken we ons klaar om het anker op te halen en roepen nog even Immaqa (Koen en Iris) op via de marifoon. Zij zijn bijna zover, moeten nog een paar dingetjes doen en daarom gaan wij alvast vooruit. Het is bijna 100 mijl naar Banjul en dat betekend een nachtje doorvaren om in de ochtend aan te komen. Bij ons vertrek is het bewolkt, maar wel al warm. We varen afwisselend op de motor en zeil of alleen op zeil, met een gemiddelde van 5 knopen per uur. De rolfok rolt erg moeilijk uit vanwege al het zand wat er tussen zit. Fred maakt de lijn met water schoon waardoor het al wat soepeler gaat. Zowel de windvaan als de stuurautomaat worden gebruikt en deze laatste doet het gelukkig weer goed.
Onderweg strijken we de Senegalese vlag en maken een begin met de boot een beetje schoon te maken. We beginnen met onze windschermen, die helemaal rood zijn van al het woestijnzand. Wat een klus! Nadat ik het eerste windscherm eindelijk schoon heb gekregen, maak ik hier een foto om even duidelijk het verschil te laten zien. Dit is nog eens dankbaar werk!
![]() |
![]() |
![]() |
De nacht verloopt zonder problemen.Zaterdag 06-01-2018
Vlak voordat we Banjul naderen hijsen we de Gambiaanse vlag, we hebben de ‘The Smiling Coast of Africa’ bereikt. Als zeilers kom je vaak via de ‘achterdeur’ het land binnen. De ankerplaats bij de haven van Banjul heet ‘Half Die’ en is hier een goed voorbeeld van. Wanneer je de betekenis kent van deze naam maak je meteen al kennis met de trieste geschiedenis van dit land. De armoede van deze wijk is duidelijk te zien aan de staat van de huizen. De open riolen zijn inmiddels uit het straatbeeld verdwenen, maar zo’n 100 jaar geleden was dit wel wat anders. Toen was cholera aan de orde van de dag en deze wijk, tegenover de haven van Banjul, heeft zijn bijnaam aan die periode te danken toen ooit de helft van de bevolking overleden is als gevolg van een cholera epidemie. Je ziet toch nog opschriften op de muren: ‘Welcome to Half Die’, nauwelijks een opwekkende leuze te noemen.
![]() |
![]() |
![]() |

Maar ja, geld hebben Iris en Fred nog niet kunnen pinnen. Iris geeft de man wel 2 of 3 stuks sigaretten, waar hij niet echt blij mee is. Waarschijnlijk hadden we wel een stempel voor 3 maanden gekregen wanneer we meteen met geld over de brug waren gekomen……!Het volgend doel is geld pinnen! Daarvoor moet er eerst een flink eind gelopen worden voordat er (op de “Liberation Avenue“) een ATM-automaat gevonden wordt. Fred kan 2x pinnen en ontvangt per keer 4000 Dalasi, maar Iris krijgt maar 2000 Dalasi per keer. Waarom dit zoveel minder is, is nog steeds een raadsel! 55 Dalasi is ongeveer € 1,00.
Daarna op zoek naar een telecomwinkel om simkaartjes te kopen voor internet. Het wordt Africell en daar kopen ze kaartjes van 2 GB voor 495 Dalasi. Dit ging soepel. Het mannetje loopt helemaal met ze mee naar de dinghy en dan betaalden ze hem ongeveer 100 Dalasi als fooi. Goed en wel waren Fred en Iris hier toch 3,5 uur mee bezig geweest.

De nacht verloopt wat onrustig doordat de stroming en de wind dwars op elkaar staan. Zondag hebben we een rustdag om ons voor te bereiden op de rest van ons Gambia avontuur. Maandag zullen we opnieuw de kant op moeten om de rest van de papieren in orde te maken. Naar de douane en een permit regelen om de rivier op te mogen varen. We hebben een goede klik met Iris en Koen en al gauw maken we plannen om gezamenlijk de rivier op te varen.
Mijn jongste zoon Vincent komt maandag naar Gambia toe en zal de komende 23 dagen bij ons aan boord vertoeven. Ons plan is om maandag zo vroeg mogelijk de papieren af te handelen en dan met het goede tij de rivier op te varen naar Lamin Lodge waar we voor anker zullen gaan. Vincent komt maandag nacht aan en zal hij per taxi bij Lamin Lodge arriveren. Vandaag kreeg ik van hem te horen dat zijn mobiel kuren heeft met opladen, laten we hopen dat het allemaal goed gaat.