Gambia: Lamin Lodge

Dinsdag 09-01-2018
Lamin Lodge ligt vlakbij het grootste dorp Lamin (met ongeveer 35.000 inwoners) in Kombo, Noordwestelijke Divisie van Gambia. Voor onze boodschappen gaan we naar Serekunda, dat is de grootste stad van Gambia en ligt ten zuidwesten van Banjul. Hoewel Banjul de hoofdstad van Gambia is, verhindert de ligging ervan verdere groei, waardoor Serekunda de stad is die het snelste groeit.

We gaan proberen om wat voorraad in te slaan en daarvoor heeft G-Boy een taxi geregeld. Om 10:00 uur stappen we met zijn vieren in deze taxi, wat best een beetje krap is. Onze taxi chauffeur heet ‘Screw’, maar ik noem hem al gauw ‘Screw-driver’. Vanaf Lamin Lodge moeten we eerst een paar kilometer over een hobbelige zandweg rijden en grote diepe kuilen ontwijken. We rijden langs velden (waar men een poging doet iets te laten groeien), zien de bekende grote Baobab bomen staan, rijden door de wijken van Lamin en passeren het Health Centrum en de basisschool van Lamin (opgericht door Nederlanders).
Eenmaal op de ‘Brikama-Highway’, een geasfalteerde weg, is het weer het dezelfde beeld dat we ook al in Dakar zagen. Chaotische drukte van het verkeer, vies en vuil en heel veel mensen die maar gewoon op hun kont zitten niets te doen. Er is zoveel te zien onderweg waar we ons over blijven verbazen. Kinderen in verschillende schooluniformen, de markt waar honderden dieren verhandeld worden en waar je slagers vindt die buiten de karkassen van de beesten hebben hangen. De koppen van de beesten hangen ze er vaak bij, zodat je kunt zien wat voor beest het is geweest! We vervolgen de weg via de ‘Kombo Silah Drive’ en komen op de ‘Kariaba Avenue’ uit, waar het ene bedrijf na het andere is gevestigd.
Allereerst gaan we ergens heen op geld te wisselen, zowel wij als Vincent willen euro’s omwisselen voor Dalasi’s. Na een aantal pogingen komen we uit bij een wisselkantoor waar we een gigantische berg aan biljetten krijgen. Met behulp van G-Boy tellen we alle stapeltjes goed na, want de biljetten hier zijn zo ontzettend oud en vies, dat ze aan alle kanten plakken. Het is ook zeker aan te raden om je handen goed te wassen na afloop!
Op naar de markt voor vers fruit en groente. G-Boy neemt ons mee naar één speciaal kraampje, daar moeten we onze spullen maar kopen. Duidelijk mag zijn dat hij deze mensen goed kent en hij zorgt dat de zeilers altijd bij hun terecht komen! Zo werkt dat hier in Gambia. We kopen groente (keuze valt een beetje tegen) en veel fruit in want dit ziet er goed uit. Het is voldoende voor de komende dagen en daarna zien we wel wat we elders kunnen krijgen. G-Boy laat ons een stukje proeven van de gedroogde vrucht van de Baobab boom. Je moet het lang in je mond houden en op zuigen, maar er zitten allemaal draadjes in en ik krijg al gauw kokhals neigingen. Nee, dit is aan mij niet besteedt en ook Vincent vindt het maar niets. Fred probeert het niet eens.

Vervolgens rijden we naar één van de grotere supermarkten volgens G-Boy, de ‘Kariaba Plaza Centre’. De meeste van deze supermarkten worden door o.a. Libanezen gerund, wat je heel goed kunt zien aan het assortiment! Wanneer we klaar zijn met de boodschappen, gaan we ook nog even op zoek naar een aantal voetballen. We willen graag een paar goede hebben, die gaan langer mee wanneer er mee op de straat gespeeld wordt (hopen we). We rijden langs een zaakje waar er een paar ballen in een netje hangen. Eerst wordt het dubbele gevraagd, omdat we blanke toeristen zijn, maar omdat G-Boy erbij is, gaat de prijs al gauw omlaag. Voor Vincent is Gambia een hele cultuur shock, hoewel hij wel vrij snel door heeft hoe je met Gambianen moet onderhandelen. We gaan uiteindelijk met 5 ballen naar huis. Voordat we de bloedhete taxi instappen, koopt G-Boy voor ons een koele versnapering in de vorm van een plasticzakje gevuld met waterijs van de baobab boom. Je moet een gat maken in het zakje en dan het ijs er uit zuigen. Dit is wel erg lekker! Of het verstandig van ons is om iets te eten waar ijs in zit, dat is een vraag die we pas later kunnen beantwoorden als onze darmen gaan protesteren. Maar voor nu is het lekker koel! We duiken de taxi weer in en rijden terug naar de boot. G-Boy helpt ons om alles in de dinghy te leggen.

Op de boot aangekomen stouwen we alle boodschappen weg en gaan vervolgens bij Koen en Iris een biertje drinken. Samen met Iris en Koen gaan we de rivier op en in overleg besluiten we om zo snel mogelijk naar Janjanbureh (Georgetown te varen) en dan langzaam terug. Dit omdat we van anderen hebben begrepen dat het eerste stuk nu niet het meest boeiende stuk van de rivier is. Voor Vincent is het ook leuker om mensen van zijn eigen leeftijd in de buurt te hebben, in plaats van alleen maar met ons ‘oudjes’ op gescheept te zitten. We gaan gezamenlijk in Lamin Lodge nog wat drinken en een hapje eten. We moeten daar op tijd zijn omdat er geen verlichting is en de bar/restaurant al vroeg sluit. Onbegrijpelijk dat ze hier niets aan doen. Hoe moeilijk kan het zijn om een generator te plaatsen? Hier zal ik later nog wat meer over vertellen. Daar aangekomen ontmoeten we de andere Nederlanders en een Engels man ‘Ed’ genaamd, bijzondere beetje wereld vreemde man. Maar het blijft gezellig om andere mensen te ontmoeten. De volgende dag zullen we naar Banjul varen om van daaruit de dag daarop de  rivier op te gaan.

Woensdag 10-01-2018
Voordat we vandaag weer naar Banjul varen, moeten Iris en Koen nog water regelen (zij hebben geen watermaker) en diesel tanken. Wij hebben ook diesel nodig en daarom gaan Fred en Vincent naar de kant toe. Door een miscommunicatie tussen de boot-boys was er voor ons geen taxi beschikbaar. Koen is zo aardig om onze 4 jerrycans mee te nemen en deze te vullen met diesel. Omdat Fred en Vincent daar toch zijn, krijgen ze meteen van G-Boy een kleine rondleiding over het terrein, zo krijgt Vincent meteen een indruk hoe het hier toe gaat.

Oesterfarm
Zodra je de poort uit bent van Lamin Lodge kom je op het terrein van de lokale mensen, waar een oesterfarm is gevestigd. De oesters hechten zich aan de wortels van de Mangroves en de vrouwen gaan bijna dagelijks bij eb het water op om de oesters te steken. De grote oesters worden verkocht aan de restaurants en de kleinere worden gekookt en gegeten. De lege schelpen worden eerst gedroogd (daarom zie je hier enorme stapels met oesters liggen), verbrand en daarna vermalen tot poeder om de paden mee te versterken. Het pad naar Lamin Lodge loopt is op deze manier gemaakt. Ook worden de schelpen gebruikt om verf van te maken en kippenvoer (vanwege het hoge kalkgehalte). Er liggen hele grote stapels met oesters op het terrein.

Internet boom
Op het zelfde terrein staat een gigantische ‘kleurrijke’ baobab boom. Hier kun je een plekje op de boom kopen om een advertentie te plaatsen, voor een maand of langer. We denken er nog over na om dit te doen, want het lijkt ons leuk om onze namen vereeuwigd te zien op deze boom (voor zolang het duurt tenminste). Controleren kunnen we dat natuurlijk niet alleen aan de hand van foto’s die na ons gemaakt worden en op internet geplaatst hebben.
In de middag komt Koen samen met ‘Henry’ (hun bijzonder aardige boot-boy) terug in een Pirogues boot gevuld met jerrycans met water en onze jerrycans met diesel. Bedankt Koen en Henry!
Rond een uurtje of 15:00 vertrekken we richting Banjul en gaan daar voor anker. Het is de eerste keer dat Vincent mee vaart op onze boot en dat vinden we toch wel heel speciaal.
Morgen gaan we de rivier op!

Gambia: Banjul – Lamin Lodge

Maandag 08-01-2018
Op de ankerplek hebben we zicht op de commerciële haven met de tankers en de opgestapelde containers. Enkele meters verderop liggen wrakken van boten waarvan slechts een deel zichtbaar is bij hoog water, wat tegelijk een bizarre en trieste aanblik oplevert. Er ligt ook een houten Pirogues (beschilderde vissersboot) voor anker met een groot houten kruis.
Vandaag gaan Fred, Iris en Koen vroeg op pad om de rest van de inklaarprocedure doen.Er doen verschillende verhalen de ronde over het inklaringsproces en de permit die je nodig zou hebben om de rivier op te mogen varen. Ze variëren nogal, maar wat ze allemaal gemeen hebben is dat er verwacht wordt dat je betaald. De beambten hebben het vaak over een “presentje/gift”, maar ze bedoelen gewoon geld! Gelukkig voor ons spreken ze hier in Gambia weer Engels.
Op het moment dat we met onze dinghy bij de visserssteiger aankomen met de dinghy, staat er al een mannetje ons op te wachten om ons te begeleiden. Het terrein, waar de douane, immigratie en havenkantoor zich op bevinden, bestaat vooral uit grote op elkaar gestapelde containers.
Er heerst een drukke, chaotische sfeer en je moet goed opletten met al die kranen die de containers verplaatsen. Vijf beambten zitten in een hokje en zijn druk bezig met filmpjes kijken op hun mobiel. De stempel die we zaterdag hebben gekregen bleek een foutje, want ja het was zaterdag en dan zijn de juiste officials met bijbehorende stempels niet aanwezig. Vandaar dat we zaterdag maar een stempel voor 2 weken hebben gekregen, zucht! Nu moeten we een extensie stempel krijgen als we langer willen blijven en dat kost natuurlijk geld, voor 2 maanden is dit 2000 Dalasi (€ 40,00) per persoon. De stempels worden gezet, maar wat een onzin is dit zeg. Koen vindt het welletjes en schiet (beleefd) uit zijn slof dat we, door hun nalatigheid in het weekend, nu meer moeten betalen. Er wordt wat over en weer gepraat en uiteindelijk is de eerste maand toch gratis, vanwege hun ‘mistake’… Het is gewoon een corrupte bende hier, dat hebben we nu wel door.
Dan gaan we door naar het douanekantoor (soort van witte bouwkeet), een langwerpige ruimte met een aantal computers op een rij en een vrij smalle doorgang. Af en toe valt de stroom uit, maar ze hebben noodstroom. De mannen achter de computers lijken het erg druk te hebben en schenken nauwelijks aandacht aan ons, je moet hier wel geduld hebben. Dan is het tijd om de nodige formulieren in te vullen. Iets verderop bevind zich het havenkantoor (groot blauw gebouw), daar krijgen we alle drie een ‘visitors-badge’ om het gebouw in te mogen. Op de 5e verdieping bevinden zich alle belangrijke heren, pilots en kapiteins en de havenmeester, herkenbaar aan de uniformen met heel veel streepjes. Het mannetje, dat ons de weg had gewezen, werd overduidelijk de deur gewezen, ‘oprotten jij hoort hier niet’. Na allerlei papieren ingevuld te hebben blijkt dat we nog geen stempel hebben gehad van de douane. Dat weten we, want onze boot moest nog ‘geïnspecteerd’ worden. Er zal iemand aan boord moeten komen, maar het ligt nogal voor de hand dat dat prima afgekocht kan worden. Maar ja, voor hoeveel? Iemand van de havenpolitie gaat het wel even regelen. Hup, wij weer het hele terrein over, dit keer niet tussen de containers door, maar buitenom. En dat is ook nog een dingetje want buiten die hekken staan allemaal mensen die naar binnen willen, waarschijnlijk voor werk. De grote reus bij de douane kijkt ons niet aan maar na enig aandringen van onze man van de havenpolitie, verdwijnt hij in een kamertje waar we allebei een stempel krijgen. Nu kunnen we de toestemming krijgen van de grote baas en kan de permit voor de rivier betaald worden (€ 22,00). Ook deze prijs is zeer willekeurig als we kijken naar verhalen van andere zeilers. Er is getijden boekje voor het hele jaar 2018 die we kopen voor 350 Dalasie (€ 7,00), wat op zich aardig prijzig is. Voor deze hele procedure moet je wel erg veel geduld hebben en je kunt ook beter niet in het weekend aankomen! Na ruim 4 uur is het ons dan eindelijk gelukt! Later, uit het zicht van alles en iedereen vraagt deze man of we iets willen geven voor zijn hulp. Dat doen we, want door hem kunnen we vandaag nog naar Lamin Lodge varen!Terug bij de boot laten we alles even bezinken, wat een gedoe. Om de kreek in te kunnen varen moeten we uiterlijk een uur voor hoog water weg bij de ankerplaats.
We halen het anker op en volgen de kreek totdat we Lamin Lodge in beeld krijgen, het wereld beroemde houten gebouw met zijn 3 verdiepingen. Er liggen veel meer bootjes dan we dachten en we manoeuvreren tussen de bootjes door om een beetje verder in de kreek voor anker te gaan. Vlakbij een grote gezonken houten boot wordt het ineens wel heel erg ondiep. Vanuit een Pirogues wordt er nog naar ons geroepen dat we wat meer naar bakboord moeten varen, maar dat is al te laat want we lopen al vast. Met een beetje achteruit gas geven lukt het ons gelukkig weer los te komen en de route wat meer naar bakboord te volgen. Er vaart meteen een houten Pirogues naar ons toe die zichzelf voorstelt als Modou en onze gids wil zijn. Blijkbaar werkt het hier als volgt:wie het eerst komt, het eerst maalt`. Kortom de ‘boat-boy’ die het eerst bij je is wordt jouw gids. Er ligt al een Nederlandse boot, Elisabeth, die Koen en Iris al eerder hebben ontmoet. Naast hun is een mooring vrij en die nemen Koen en Iris in eerste instantie, maar dan blijkt dat deze plek beter geschikt is voor ons omdat wij dieper steken dan hun boot. Zij gaan vervolgens iets meer naar de Lodge toe voor anker.
Wat een rust heerst hier, een verademing na Senegal en Banjul!

Het is warm hier en we installeren maar meteen de zonnetent, dan is het binnen tenminste lekker koel.
Ook de windvanger boven het luik wordt geplaatst (voor de leken, dit is groot stuk doek dat de wind vangt en voor ventilatie binnen zorgt.
Terwijl ik daarmee bezig ben komt er een Gambiaanse jongen, met een grote smile op zijn gezicht op een paddleboard naar ons toe. Met een hele rustige kalme relaxte stem zegt hij: ‘Hello Caroline, Welcome in Gambia’. My name is: ‘G-Boy’. Ivo en Edith van de Epoxy (we hebben hun in Las Palmas leren kennen) zijn hier pas geweest en hadden hem als ‘boat-boy’. Zij hebben hem een WhatsApp gestuurd dat we er aan kwamen. Jammer voor Modou, maar we hadden al zoveel over G-Boy gehoord dat we hem liever als gids hebben. Hij legt uit wat hij allemaal voor ons kan betekenen en we wisselen meteen maar onze mobiele nummers uit. We vertellen hem dat Vincent (mijn jongste zoon) vanavond naar Gambia komt en de komende 23 dagen bij ons aan boord blijft. Samen met de boot van Iris en Koen, zullen we de rivier opvaren. Morgen willen we graag wat boodschappen doen en G-Boy zal een taxi regelen voor ons. De overige tijd besteden we aan de ‘logeerkooi’ leeg te maken en voor te bereiden voor Vincent.
 

Aan het einde van de dag spreken we met Koen en Iris af om in Lamin Lodge te gaan borrelen en een hapje te eten. Met de dinghy komen we aan bij een houten steiger die gemaakt is van halve boomstammen. Het is even wennen wanneer je daar overheen loopt vanwege de onregelmatigheid. Het pad naar het gebouw ‘Lamin Lodge’ bestaat uit zand met schelpen en loopt verder onder het gebouw door naar een brug die vervolgens weer in een pad overgaat naar de ingang van het terrein van Lamin Lodge. Onder het gebouw zien we al de aapjes zitten en lopen. We hebben al de nodige verhalen gehoord en gelezen over deze aapjes. Het is erg leuk om ze te zien! Het is een bijzondere plek, helemaal van hout gebouwd en in sommige palen heeft iemand zich creatief uitgeleefd en zijn er beelden ontstaan. De bar/restaurant bevindt zich op de eerste en 2e verdieping. Ook hier zijn alle vloeren gemaakt van halve boomstammen en moet je goed opletten hoe je je voeten zet. We gaan helemaal naar boven en daar staan een paar stoelen gemaakt van bamboe. Hier genieten we, onder het genot van een koel biertje, van een prachtig uitzicht over de kreek en de boten. Even laten schuiven de Nederlanders Jacqueline en Peter van de Elisabeth bij ons aan. Zij zijn hier al eerder geweest en ook de rivier op, maar niet verder gekomen dan Tendaba. Ze vertellen dat zij er niets aan vonden en waren hier (naar onze mening) wel erg negatief over. Wij hebben een ‘open mind’ en zullen het zelf wel gaan ervaren, iedereen heeft een eigen kijk op dingen. Een zeer vriendelijke dame ‘Yara’ genaamd bediend ons en legt uit hoe we de aapjes weg kunnen jagen. Er staat een houten ‘apen-stok’ en die hoef je ze maar te laten zien en weg zijn ze. Maar wij vinden het gewoon leuk dat ze er zijn. Na een aantal biertjes gaan we op de 1e verdieping een hapje eten, een goede maaltijd voor een lage prijs.

Terug op de boot is het wachten op de komst van Vincent. Rond 23:30 uur zal hij op de luchthaven van Banjul arriveren en ik check nog even of de vlucht op tijd is. Dan blijkt dat hij ruim 2 uur te vroeg is omdat ze de tussenstop hebben laten vervallen en wind mee hadden. We varen direct met de dinghy naar de kant en lopen naar de toegangspoort, daar wachten we op bericht van Vincent. Hij laat weten dat hij geland is en op zoek is naar een taxi. Op de luchthaven wordt hij van alle kanten benaderd en aan zijn arm getrokken door taxichauffeurs. Hij wordt ‘gered’ door een vrouwelijk beambte van de luchthaven, die wel een ‘veilige’ taxi voor hem weet. Zij neemt hem mee naar een zeer oude aftandse wagen en hij vraagt zich meteen af hoe die andere taxi’s er dan wel niet uit moeten zien. Hij legt uit dat hij naar Lamin Lodge wil en de rit begint. Ik had Vincent verteld hoeveel een ritje met de taxi ongeveer moest kosten en dat het hooguit 15 minuten rijden is van Lamin Lodge. Zijn mobiel is bijna leeg en daardoor hebben we maar spaarzaam contact en dat vind ik echt helemaal niks. Hij zit in de taxi en wij wachten in het donker op hem. Na 30 minuten is hij er nog steeds niet en dan krijg ik een berichtje van Vincent dat de taxichauffeur niet weet waar Lamin Lodge is……… Ze rijden maar rond over zeer donkere zandwegen en Vincent krijgt het steeds benauwder, waar is hij in hemelsnaam in beland. Uit pure wanhoop klopt de taxichauffeur bij willekeurige mensen aan de deur, maar er wordt niet open gedaan. Dan maar weer verder rijden. Terwijl wij maar staan te wachten komt ineens ’Idy’ (een local) aan gelopen vanuit het donker. We leggen uit dat we al een half uur op Vincent staan te wachten en dat de taxichauffeur de weg niet weet. Hij verteld dat hij net nog een taxi heeft zien rijden. We besluiten om samen met Indy deze taxi tegemoet te lopen. We hebben ongeveer een kleine km gelopen over de zanderige hobbelige weg wanneer we ineens een auto zien opdoemen uit het donker. De taxi van Vincent! We zijn allebei opgelucht dat hij er is en stappen allemaal in de taxi. We vertellen de chauffeur hoe hij verder moet rijden en bij de poort aangekomen wil de taxichauffeur ook nog eens € 15,00 hebben voor een ritje van hooguit 300 Dalasie! Hij heeft meer dan een halfuur rondgereden, wist de weg niet en durft dan dit nog te vragen. We maken de man duidelijk dat hij maar genoegen moet nemen met de 400 Dalasie die we hem geven. Dit is toch wel de enige taxichauffeur in heel Gambia die niet weet waar Lamin Lodge ligt! Dit was Vincents eerste kennismaking met Gambia! Welcom in ‘The Smiling Coast van Gambia’.

We zijn maar wat blij dat Vincent er is en sjouwen, met behulp van ndy de twee zware koffers over het donkere pad naar de dinghy. Indy woont op de blauwe zeilboot die het verst in de kreek voor anker ligt. Hij past op deze boot en vaart met zijn mooi Pirogues de toeristen rond. Onderweg naar de boot varen we even langs Immaqa en zwaaien dat Vincent veilig is aangekomen. Op de boot moet Vincent even bijkomen van zijn avontuur. Even later pakt hij zijn ‘extra’ koffer uit. Voor zijn vertrek hebben we een aantal dingen besteld en naar hem laten opsturen. Ook heeft hij van mij een ‘wensen-boodschappenlijstje’ gekregen. De lieverd heeft alles gekocht en meegenomen! Kaas, drop, droogshampoo, tijdschriften, boekje over haken en nog veel meer! We krijgen een kleine Boeddha cadeau voor wierook van Qin, zijn vriendin. Mijn vriendin Anneke heeft een envelop naar Vincent gestuurd vol met nieuwe SD-kaartjes met tv-serie’s, films en muziek. Met dank aan haar man Ad! Vincent heeft ook een Drone gekocht en meegenomen, wat we super leuk vinden!
Tijd om te gaan slapen en even bij te komen van zijn eerste avontuur in Gambia.

Elektronische zeekaarten

Hoe betrouwbaar zijn elektronische zeekaarten?
Voordat we vanaf de Canarische Eilanden vertrokken hebben we ons zo goed mogelijk voorbereid op het volgende deel van onze reis. In Las Palmas, Gran Canaria, zijn we een aantal zeilers tegengekomen die dezelfde plannen hadden en zo doende werd de nodige informatie uitgewisseld. Al gauw bleek dat de elektronische kaarten van Open CPN en Navionics niet toereikend zijn en zeker niet up-to-date. Fred heeft zich hierover gebogen en heeft met gebruik van Google Earth een uitvergroting gemaakt van de loop van de Gambia rivier om deze goed in beeld te krijgen. Deze gescande versie heeft hij verspreid onder een aantal zeilers die van plan waren om de Gambia rivier op gaan. Al gauw bleek, uit de gemaakte foto’s van zeilers die voor ons waren vertrokken, dat ze volgens de kaarten van Open CPN en Navionics, over land aan het varen waren! Volgens onze Belgische vrienden, Ivo en Edith van Epoxy, kun je nog beter op Maps.ME varen als je internet hebt. Zo zie ja maar weer, vertrouw nooit alleen maar op één systeem! Ze waren blij met de gemaakte kaart van Fred, die wel duidelijk en helemaal up-to-date was. Met dank aan de inzet van mijn lieve Fred. Hier de link om de Google kaart voor Open CPN te downloaden: gambia1
Dus kochten wij, één maand voor ons vertrek, de elektronische kaart van Navionics voor dit gebied, met de verwachting dat deze wel up-to-date zou zijn!

De gele lijn is de track van de boot. De foto’s spreken voor zich!

NAVIONICS

Open CPN

NAVIONICS

Open CPN

GOOGLE EARTH

GOOGLE EARTH

Senegal – Gambia

Vrijdag 05-01-2018
Vandaag vertrekken we naar een nieuw land en onze eerste bestemming is Banjul, de hoofdstad van Gambia. Om 9:00 uur maken we ons klaar om het anker op te halen en roepen nog even Immaqa (Koen en Iris) op via de marifoon. Zij zijn bijna zover, moeten nog een paar dingetjes doen en daarom gaan wij alvast vooruit. Het is bijna 100 mijl naar Banjul en dat betekend een nachtje doorvaren om in de ochtend aan te komen. Bij ons vertrek is het bewolkt, maar wel al warm. We varen afwisselend op de motor en zeil of alleen op zeil, met een gemiddelde van 5 knopen per uur. De rolfok rolt erg moeilijk uit vanwege al het zand wat er tussen zit. Fred maakt de lijn met water schoon waardoor het al wat soepeler gaat. Zowel de windvaan als de stuurautomaat worden gebruikt en deze laatste doet het gelukkig weer goed.
Onderweg strijken we de Senegalese vlag en maken een begin met de boot een beetje schoon te maken. We beginnen met onze windschermen, die helemaal rood zijn van al het woestijnzand. Wat een klus! Nadat ik het eerste windscherm eindelijk schoon heb gekregen, maak ik hier een foto om even duidelijk het verschil te laten zien. Dit is nog eens dankbaar werk!
We varen niet te dicht langs de kust want daar zijn vaak vissers met onverlichte bootjes en netten die niet altijd goed zichtbaar zijn. De Immaqa haalt ons op een gegeven moment aan de kustkant in en later varen wij weer voorop. Het is weer even wennen om een nachtje door te zeilen, maar gelukkig is het pas volle maan geweest en wordt de hemel goed verlicht. We kunnen weer genieten van een mooie sterrenhemel. Op een gegeven moment zie ik allemaal lampjes van vissersnetten voor ons uit en wijk uit naar stuurboord, verder van de kust af. Immaqa vaart achter ons maar veel dichter bij de kust en daardoor recht op de netten af. Ik roep ze op via de marifoon om ze te waarschuwen, maar ze verstaan me blijkbaar niet goed. Ik herhaal het nogmaals: lichtjes, vissersnetten, bakboord van ons. Even later zie ik ze een zigzag naar stuurboord maken. Fijn dat ik zo goed in het donker zie en dat we radar hebben.
De nacht verloopt zonder problemen.Zaterdag 06-01-2018
Vlak voordat we Banjul naderen hijsen we de Gambiaanse vlag, we hebben de ‘The Smiling Coast of Africa’ bereikt. Als zeilers kom je vaak via de ‘achterdeur’ het land binnen. De ankerplaats bij de haven van Banjul heet ‘Half Die’ en is hier een goed voorbeeld van. Wanneer je de betekenis kent van deze naam maak je meteen al kennis met de trieste geschiedenis van dit land. De armoede van deze wijk is duidelijk te zien aan de staat van de huizen. De open riolen zijn inmiddels uit het straatbeeld verdwenen, maar zo’n 100 jaar geleden was dit wel wat anders. Toen was cholera aan de orde van de dag en deze wijk, tegenover de haven van Banjul, heeft zijn bijnaam aan die periode te danken toen ooit de helft van de bevolking overleden is als gevolg van een cholera epidemie. Je ziet toch nog opschriften op de muren: ‘Welcome to Half Die’, nauwelijks een opwekkende leuze te noemen.
Er liggen grote vrachtschepen voor anker en volgens de pilot moeten we opletten met ankeren vanwege de ondiepte en het aantal wrakken dat er ligt. Vlakbij een oude vervallen veerboot die aan een grote mooring ligt, gaan we voor anker.
Niet heel veel later ligt ook de Immaqa voor anker. Via de marifoon spreken we af dat er van elke boot één persoon naar de kant gaat om samen in te klaren. Nu is het vandaag zaterdag en we hopen dat er ook daadwerkelijk iemand aanwezig zal zijn. Fred gaat samen met Iris met onze dinghy op pad. Ze leggen de dinghy bij een grote steiger waar de vissersboten liggen en worden vriendelijk begroet door de vissers. Vanaf het moment dat ze de steiger op lopen staat er al een mannetje klaar die, volgens zijn eigen zeggen, bij de haven thuis hoort en wandelt mee. Aan het einde van de steiger is een poort met een kantoortje en daar moeten ze de paspoorten laten zien en worden ze ingeschreven. Er wordt iemand anders geregeld om met ze mee zou lopen naar de immigratie, want de havenpolitie en douane zijn dicht vandaag. Achteraf gezien hadden ze toen meteen terug naar de boot moeten gaan en maandag alle drie de dingen tegelijk moeten doen. Maar ja, dat is wijsheid achteraf!
Het immigratie kantoor is zeker een kilometer lopen (zie kaartje). Bij de immigratie worden ze langs een gordijntje naar binnen gelaten waar veel mensen in een hokje zitten. Vervolgens naar een achterkamertje waar twee mensen zitten. Nu moeten er formulieren ingevuld worden, voor elk persoon één, met alle gegevens en hoelang we van plan zijn te blijven. Wij 3 maanden en Iris 3 weken. De paspoorten worden bekeken en er wordt een stempel gezet voor slechts 2 weken, wat natuurlijk veel te weinig is. Er blijkt geen andere stempel te zijn. We hebben van andere zeilers gehoord en gelezen dat dit geheel volgens willekeur gaat. Maar als je betaald dat er dan ineens van alles mogelijk is. De beambte vraagt, na het zetten van de 2 weken stempel, toch nog even of hij nu een presentje krijgt? Geld dus!
Maar ja, geld hebben Iris en Fred nog niet kunnen pinnen. Iris geeft de man wel 2 of 3 stuks sigaretten, waar hij niet echt blij mee is. Waarschijnlijk hadden we wel een stempel voor 3 maanden gekregen wanneer we meteen met geld over de brug waren gekomen……!Het volgend doel is geld pinnen! Daarvoor moet er eerst een flink eind gelopen worden voordat er (op de “Liberation Avenue“) een ATM-automaat gevonden wordt. Fred kan 2x pinnen en ontvangt per keer 4000 Dalasi, maar Iris krijgt maar 2000 Dalasi per keer. Waarom dit zoveel minder is, is nog steeds een raadsel! 55 Dalasi is ongeveer € 1,00.
Daarna op zoek naar een telecomwinkel om simkaartjes te kopen voor internet. Het wordt Africell en daar kopen ze kaartjes van 2 GB voor 495 Dalasi. Dit ging soepel. Het mannetje loopt helemaal met ze mee naar de dinghy en dan betaalden ze hem ongeveer 100 Dalasi als fooi. Goed en wel waren Fred en Iris hier toch 3,5 uur mee bezig geweest.
Moe van deze onderneming en alle indrukken komen ze terug op de boot. Eerst even bijkomen en gezellig borrelen bij Iris en Koen aan boord. Diezelfde avond eten we, bij gebrek aan verse dingen, een vreemde combinatie van wraps, knakworstjes en komkommer.

De nacht verloopt wat onrustig doordat de stroming en de wind dwars op elkaar staan. Zondag hebben we een rustdag om ons voor te bereiden op de rest van ons Gambia avontuur. Maandag zullen we opnieuw de kant op moeten om de rest van de papieren in orde te maken. Naar de douane en een permit regelen om de rivier op te mogen varen. We hebben een goede klik met Iris en Koen en al gauw maken we plannen om gezamenlijk de rivier op te varen.

Mijn jongste zoon Vincent komt maandag naar Gambia toe en zal de komende 23 dagen bij ons aan boord vertoeven. Ons plan is om maandag zo vroeg mogelijk de papieren af te handelen en dan met het goede tij de rivier op te varen naar Lamin Lodge waar we voor anker zullen gaan. Vincent komt maandag nacht aan en zal hij per taxi bij Lamin Lodge arriveren. Vandaag kreeg ik van hem te horen dat zijn mobiel kuren heeft met opladen, laten we hopen dat het allemaal goed gaat.

Senegal: 2e blog over Dakar

2017-12-23 t/m 2018-01-04
De stad
De bijnaam van Dakar is “Teranga”, wat gastvrijheid betekent. Dakar is ooit gesticht door bewoners van een dorp genaamd Yoff, een nabij gelegen vissersdorpje, maar tegenwoordig een buitenwijk. Sinds 1902 is Dakar de hoofdstad van Frans West-Afrika en later in 1960 werd het de officiële hoofdstad van Senegal. Er wonen ruim 2 miljoen inwoners uit verschillende etnische groepen en culturen, zoals de Wolof, die de meerderheid vormen, de Toucouleurs, Sérères, Peuls, Mandingo, Diola, …  De voertaal is Frans en daarnaast een mengelmoes van talen uit de bovenstaande groepen. Er zijn verschillende wijken die allemaal hun eigen bijzonderheden hebben. Een “moderne” centrum, met ambassade, ministerie en hotels en als contrast de wijken er om heen, die ik al eerder beschreef. Overal waar je kijkt ligt er zand, van schoonvegen hebben ze hier nog nooit gehoord, dit in tegenstelling tot Marokko, waar straatvegers overal te zien waren. We zien paarden karren voorttrekken, gedeukte taxi’s en glimmende SUV’s over de kleine zandweggetjes rijden. Geiten en schapen, dames in prachtig gekleurde gewaden en keurig geklede zakenmensen, mensen in kleding die tot de draad versleten zijn lopen met grote schalen en manden op hun hoofd. Aan de achterkant van de taxi’s, onderaan de bumper hangt een staart van koeienhaar, voor goed geluk. Je ziet hier, ondanks dat er veel moslims zijn relatief weinig vrouwen die hoofddoekjes dragen. Er zijn wel moskeeën, maar minder nadrukkelijk aanwezig dan in een land als Marokko. Langs de snelwegen, die de diverse wijken met elkaar verbinden, hangen allerlei mensen rond om hun waren aan de man te brengen.Wat is er te zien?
Hier lopen de meningen volgens diverse bronnen duidelijk nogal uiteen. De stad zou een interessant aanbod Franse en Afrikaanse architectuur hebben, maar dat is ons allemaal een beetje tegengevallen. Dakar is een stad van uitersten, het contrast is tussen het centrum en de troosteloze vuile sloppenwijken er omheen. Er is een Medina, een levendige handelswijk met traditionele huizen, die veelal gebouwd zijn rondom een binnenplein waar meestal een baobab boom staat. Deze grote boom zorgt voor de broodnodige schaduw. Ten noorden van het Onafhankelijkheidsplein ligt het treinstation, een imposant gebouw dat nu in de steigers staat vanwege een restauratie. In de Medina is een leuke en typisch Afrikaanse markt waar je van alles kunt halen: fruit, groenten en nog veel meer artikelen. Ook is er een toeristische markt genaamd Marché Kermel. In de wijk HLM is een lapjesmarkt daar worden in kleine zaakjes mooie gekleurde (gewaxte) lappen stof verkocht. We zijn de enige blanke mensen op de markt en vallen echt wel op. Natuurlijk kan ik de verleiding niet weerstaan en koop bij twee verschillende zaakjes grote stukken stof en met een beetje afdingen komen we op een redelijke goede prijs uit.
Er is een museum voor de Afrikaanse kunst Museum de L’lfan en ons was aangeraden om dit museum zeker te gaan bezoeken om zo een goede indruk te krijgen van de cultuur en kunst van Afrika. Het is een groot imposant gebouw met tuin en hek er om heen. Bij binnenkomst moeten we entreegeld betalen, voor buitenlanders is dit 5000 Dalasi (€ 8,00) en voor inwoners van Dakar 2000 Dalasi (€ 3,00). We worden gewoon als blanken buitenlanders gediscrimineerd. Maar dan verteld het mannetje achter het bureautje ons dat het museum nog maar een klein uurtje open is. Zullen we dan maar op een andere dag terugkomen vragen we ons af, maar dan zegt het mannetje dat, omdat het museum nog maar een uurtje open is, we maar 2000 Dalasi hoeven te betalen. Beter iets aan inkomsten dan niets, zullen we maar zeggen. Het museum is niet wat we er van hadden verwacht en zeker niet te vergelijken met een westers museum. Grote ruimtes waar relatief zeer weinig tentoongesteld is en alles ziet er uit alsof er al jaren niets aan veranderd is. Maar goed, je krijgt een beetje de indruk van de cultuur. We struinen toch nog ongeveer half uurtje rond en houden het dan voor gezien. Ik moet nodig naar het toilet, maar daar blijkt geen water te zijn om door te spoelen en mijn handen te wassen. Van het museum mannetje krijg ik hiervoor een fles met water aangereikt. We beginnen al te wennen aan dit soort dingen. In een ander gebouw is een tentoonstelling voor Moderne Art, maar dat vonden we niet veel bijzonders.

We brengen ook een bezoek aan het Eiland Gorée, een voormalig slaveneiland dat voor de kust van Dakar ligt.
Een taxi brengt ons naar de terminal van de ferry, maar voordat we het terrein op mogen moeten we eerst ons paspoort laten zien. Die hebben we natuurlijk niet bij ons, want wanneer we op pad zijn nemen we alleen een kopie van ons paspoort mee uit veiligheidsoverwegingen. De militair die ons om het paspoort vraagt is nogal verbaasd dat we alleen een kopie bij ons hebben, maar we mogen toch doorlopen. Bij een iets wat vaag loketje kopen we een kaartje voor 5200 CFA (€ 8,00), wat we redelijk prijzig vinden voor dit land. Het lijkt er op dat we ook hier veel meer moeten betalen dan de inwoners van Senegal. We worden vervolgens naar een soort wachtruimte gedirigeerd, de boot was vol en we moeten wachten op de volgende. Omdat we snakken naar iets te drinken en te eten gaan we op zoek naar een restaurant o.i.d. Er bevindt zich achter de afzetting een grotere wachtruimte met daarbij een plek waar we iets kunnen kopen, maar daarvoor moeten we eerst weer ons paspoort laten zien en zelfs de kopie als borg achter laten. We ontvangen een soort pasje en mogen achter de afzetting en kopen iets te eten en te drinken. Nu is het wachten op de volgende boot. Vlak voor het vertrek van onze veerboot leveren we het pasje in en krijgen ons paspoort kopie terug. Na 20 minuten komen we aan op het slaveneiland en wijzen meteen alle aanbiedingen van gidsen af. We wandelen liever zelf over het eiland.
Dit voormalige slaveneiland van Dakar en is één van de belangrijkste monumenten van de slavenhandel tussen de 16e en 19e eeuw. Inmiddels is het eiland ook uitgeroepen tot wereldmonument van Unesco. Op het eiland zijn de invloeden van de verschillende overheersers (Portugezen, Hollanders, Engelsen en Fransen) nog goed te zien en dat geeft het eiland een bijzonder karakter. Zij gaven het eiland uiteindelijk ook zijn naam. Op het eiland staat het fort “Maison des Esclaves”, dit is het enige slavenhuis op het eiland dat overgebleven is. Het is in zijn geheel gerestaureerd en wordt geconserveerd door Joseph Ndiaye. Deze Charismatische 80-jarige man geeft nog steeds zelf de rondleidingen. Hier vandaan werden Afrikaanse slaven verhandeld en ingescheept op een houten boot via de Atlantische Oceaan richting Nieuwe Wereld. Ontsnappen uit het fort en naar de kust zwemmen was met een 5 kilogram zware metalen bal aan de voeten en nek geen optie. Het museum geeft je een beter inzicht in de pakkende verhalen over deze zwarte bladzijde uit de geschiedenisboeken. Maar ook hier is al lange tijd niet veel meer aan de tentoonstelling gedaan. Met plaatselijk schaamte voor onze voorvaderen lopen we door het fort. Op het eiland zijn ook een aantal kleine restaurantjes, een strand en tegenwoordig ook enkele toeristische souvenirs stalletjes. We wandelen door de kleine straatjes met mooie gekleurde huisjes, afgewisseld door vervallen gebouwen. Op het plein zien we een grote Baobab boom en bij een klein stalletje zien we de vrucht van deze boom liggen. Hier vertel ik later meer over. Bij één van de restaurantjes drinken we nog wat en nemen dan de veerboot terug naar Dakar.

 

Taxi’s
Het is heel gewoon dat de taxi chauffeurs het dubbele of zelfs meer vragen voor een ritje. Nu weten we wel wat een ritje kost en dingen gewoon de prijs af onder het soms luid gemopper van de taxichauffeur. Maar gelukkig zijn ze niet allemaal het zelfde en sommige vragen een goede/redelijke prijs en krijgen daardoor ook gauwer een tip van ons. We hebben af en toe hele gesprekken, veelal met handen en voeten, maar soms zelfs in het Engels. De gemiddelde prijs voor een kort ritje is CFA 1000, wat neer komt op ongeveer € 1,50. Maar rijdt een taxichauffeur je helemaal rond en wacht overal totdat je klaar bent, dan ben je natuurlijk meer kwijt. Het beste is altijd om meteen een vast bedrag aftespreken.
Supermarkt
Vlakbij de CVD vindt je hele kleine mini marktjes, maar ook op loop afstand is een wat grotere supermarkt, Auchan, te vinden. Deze maakt deel uitmaakt van grotere keten. Er staat een bewaker bij de deur die alles nauwlettend in de gaten houdt. We zijn hier één van de weinige blanken.Wasjes
Onze vuile was laten we een aantal keren doen door een vriendelijke dame van de CVD. Voor een € 6,00 is alles weer schoon en keurig opgevouwen.

Afval
Wordt nauwkeurig bekeken door de vaste mensen van de CVD, want er kan altijd nog iets bruikbaars tussen zitten. Vooral plastic flessen en karton willen ze graag hebben. Er wordt uitgelegd dat het karton fijngemalen wordt en vermengd wordt met het voer van de dieren. Dat vult de maag goed en kost hun minder echt voer. Rest afval wordt in een ton gegooid en om de zoveel tijd verbrand.

Kerst in Dakar
Vorig jaar waren we in Rabat, Marokko en vierden kerst met onze Nederlandse buren. Dit jaar liggen we met onze boot als enige Nederlanders in de baai. In dit land is totaal geen sprake van enige kerstsfeer en we missen dan ook het kerstgevoel. We hebben totaal geen zin om de boel een beetje te versieren en besluiten om het maar zo te laten, dat komt volgend jaar wel weer! In Spanje hebben we een soort van Kerststol gekocht die heel lang houdbaar is. Tijdens de feestdagen peuzelen we deze lekker op met roomboter uit blik! Om toch iets aparts te eten op 1e kerstdag maken we een groot blik met “Casserol de Canard” open (gekregen van mijn vriendin Ludmilla). Samen met wat aardappelpuree uit een pakje hebben we toch nog een soort van kerstmaaltijd! Het ziet er misschien wat bleekjes uit, maar het smaakte erg goed.

 

Tandarts bezoek
Op 2e kerstdag (hier wordt deze niet gevierd en is alles gewoon open) gaan we op zoek naar een betrouwbare tandarts want bij Fred er is een stukje van zijn tand afgebroken. Via internet vinden we een tandarts die ons het meeste aanspreekt, sosdentiste.groupemak.com
We nemen de taxi naar het adres, maar dit blijkt niet helemaal juist te zijn. Met een beetje rondvragen in de buurt blijkt dat de tandarts onlangs verhuist te zijn naar een nieuw gebouw. We kunnen meteen geholpen worden, maar moeten wel eerst even betalen. De tandarts spreekt zeer goed Engels en verteld ons dat hij in Amerika gestudeerd heeft en getrouwd is met een Amerikaanse die daar nog woont. Hij werkt een aantal dagen als tandarts en is daarnaast is hij ook nog eens piloot. Het is zijn eigen praktijk en hij heeft 15 mensen in dienst. Trots als hij is, laat hij ons de overige kamertjes zien die er erg netjes uitzien. Hij repareert zorgvuldig de tand van Fred en wordt hierbij geassisteerd door twee mannen, die keurig met handschoenen aan werken. Het is een goede betrouwbare tandarts en de kosten zijn, 26.000 CFA (€ 40,00) voor deze behandeling  en vallen dus reuze mee. Tandarts Abdel Kader Bengeloun, bevindt zich in de wijk Sacre Coeur 3, 9071 Rue SC 39, Dakar. Telefoonnummer: +221 776386250. sosdentiste@orange.sn

 

CVD en ankerplaats
Er liggen in deze baai boten met de Franse, Amerikaanse en Senegalese nationaliteit voor anker. De meeste boten zien er uit of ze hier al jaren liggen en dat is dan ook zo. Verlaten, vervallen en sommige bewoond door lokale mensen. De overige boten zitten ook dik onder het rode zand, waardoor zelfs de nieuwkomers er uit zien alsnog ze hier al een eeuwigheid liggen. Moussa is een aardige man die werkt voor de CVD en met zijn bootje, als watertaxi, heen en weer vaart tussen de zeilboten. Hij controleert minimaal 1x per dag of alles goed is en of je hulp nodig hebt. Regelmatig maken we gebruik van zijn bootje, maar soms neemt hij alleen ons afval of de was mee naar de kant.
We nemen met vaste regelmaat een biertje in het clubgebouw en je kunt er goed eten voor weinig geld. Er komen interessante mensen daar, maar helaas verloopt de communicatie, door ons gebrekkige Frans, wat moeizaam. Zo ontmoeten we een Spanjaard die op de motor door Afrika trekt en zijn tentje op het terrein heeft mogen opslaan en een Zwitserse dame die op bezoek is bij haar broer die hier al een poosje verblijft.

Ontmoeting met vissersmannen

Op het strand raken we in gesprek met Sam een visser die redelijk goed Engels praat. Hij nodigt ons uit om bij zijn bevriende visser Ibrahim, die een hutje heeft op het strand, thee te drinken. Ibrahim spreekt alleen Senegalees en Frans. Met een paar woorden Frans komen we toch al een eind en de rest wordt door Sam vertaald. Ze vertellen over het leven als visserman en dat er soms een visser niet meer terug komt van de zee. Nu verbaasd ons dat niet, want als je ziet met wat voor bootjes zij de zee trotseren is het echt een wonder dat er niet meer verdrinken. Ibrahim heeft slecht 2 theeglaasjes dus krijgen we om de beurt een mierzoet kopje thee. Ze houden van zoet hier! Dit soort ontmoetingen zijn erg leuk en zo krijgen we een kijkje in het leven van een visserman. Bij ons afscheid krijg ik 2 kleine geluk schelpjes van Ibrahim dat ik erg lief vindt. De volgende dag laat ik het armbandje zien waaraan ik het schelpje heb gemaakt, wat hem een grote glimlach op zijn gezicht bezorgd.

Ontmoeting met vrienden uit Nederland
Mijn lieve vriendin Bintou komt uit Gambia/Senegal en is op vakantie met haar gezin in Dakar. Een mooie gelegenheid om elkaar te treffen en een afspraak is gauw gemaakt. Haar man Mathijs haalt ons samen met haar broer op bij de CVD. Hun appartement ligt in Yoff, dat is helemaal aan de andere kant van Dakar. Na ruim 30 minuten in de taxi kunnen Bintou en ik elkaar weer omhelzen. Wat is het fijn om elkaar weer te zien.
We brengen daar de middag door, samen met haar kinderen en nog een heleboel andere familieleden. In Senegal en Gambia is er altijd wel familie over de vloer en veelal eten ze ook allemaal mee. We gaan een wandeling langs het strand maken, wat op loopafstand is van hun appartement. Fred gaat ook nog even met Bintou en andere familieleden geld pinnen en wat boodschapjes doen. Bintou legt Fred uit dat hij wat afstand moet nemen van hun groepje anders betalen ze veel meer voor de boodschappen. Blanke mensen betalen sowieso meer dan de lokale. Alweer een duidelijk voorbeeld dat blanken gediscrimineerd worden in dit land. Ze gaan er gewoon vanuit dat je rijk bent omdat je blank bent. Daarna genieten we van een echte Senegalese maaltijd. Het is een gezellige drukte in het appartement van rondrennende kinderen en in verschillende talen(dialecten) pratende mensen. De familieleden van Bintou kunnen niet begrijpen dat we met een eigen zeilboot helemaal van Nederland naar hier gevaren zijn. Ondanks de taalbarrière, Frans is niet echt onze taal, lukt het ons toch om samen met Bintou’s vertalingen uit te leggen hoe ons leven nu aan boord is. We laten filmpjes zien van de overtochten, waarop de familie met ongeloof reageert. Erg leuk om zo deel uit te maken van haar familie, we horen er helemaal bij.
Op een andere dag zien we elkaar weer en ook dan eten we weer gezellig mee. Bintou heeft haar haar op de Afrikaanse manier laten vlechten (dat kost één dag). Ze maakt met behulp van gekleurd nep haar ook twee vlechtjes in mijn haar. Ik krijg ook een hele mooie lap stof van haar om een echte Afrikaanse rok mee te kunnen maken. Super lief! Ze had het liefste een rok laten maken voor mij, maar wegens tijdgebrek is dat niet gelukt. We hebben een naaimachine aan boord, dus ga ik zelf aan de slag. Dan is de tijd om weer afscheid te nemen en knuffelen we elkaar nog eens stevig. Het zal wel een poosje duren voordat we elkaar weer zien. Maar het was wel bijzonder om elkaar in haar eigen land te treffen! We zullen jullie missen!

Oud & Nieuw vieren
We zijn de enige Nederlanders tot vlak voor Oud & Nieuw, dan verschijnt er ineens een andere zeilboot, de Immaqa. Op de ochtend na hun aankomst varen Iris en Koen met hun dinghy langs onze boot. Ze herkennen de naam van de boot van het boek de Green Miles. Het is altijd leuk om contact te hebben met andere Nederlanders, zeker hier. We vertellen hun het één en ander hoe het hier toe gaat. Waar ze kunnen inklaren, taxi’s, geld pinnen etc. Morgen, op oudejaarsavond, is er een groot feest met muziek en eten in het clubgebouw en we spreken af om met z’n vieren daar heen te gaan.
We hebben geen al te hoge verwachtingen wat betreft het vieren van het oudejaar hier, maar we gaan met een “open mind” naar de kant toe. Samen met Koen en Iris arriveren we in het clubgebouw waar allerlei tafels en stoelen buiten neergezet zijn. Grote speakerboxen worden geplaatst en niet veel later schalt de Reggie muziek over het terrein. Er is eten op één van de tafels uitgestald en er is speciaal een dame die de borden opschept. De mensen hebben zich allemaal bijzonder netjes aangekleed. Zo zien we Moussa keurig in het pak, weer wat anders dan de tot de draad toe versleten trui. Allemaal vrolijke gezichten, gezellige sfeer en de drank vloeit rijkelijk. We worden al gauw aangestoken door de muziek en dansen lekker mee op de muziek. Een paar minuten voor 12 beginnen wij met z’n vieren spontaan afte tellen (hoe Hollands kan je zijn) en al gauw doen er meer mensen met ons mee. Klokslag 12 uur wensen we elkaar een gezond en gelukkig 2018 toe en worden we van alle kanten omhelsd en gezoend. Er wordt zelfs vuurwerk afgeschoten en de kinderen staken al een paar uur rotjes e.d. af. Het feest gaat nog enkele uren door en wij zoeken na een paar uurtjes toch maar ons bedje op. Het was een bijzondere avond om in Senegal oudejaarsavond te vieren.

Ontmoeting met andere zeilers
We spreken Koen en Iris van Immaqa regelmatig en zij vertellen dat ze onderweg naar Dakar, net als wij,  ook pech hebben gehad met hun stuurautomaat. Onze oude stuurautomaat hebben we bewaard als reserve en laat dit nu dezelfde zijn die zij hebben. We lenen deze stuurautomaat aan hun uit, zij hebben hem meer nodig dan wij. De onderdelen die nodig zijn om die van hun te maken worden besteld en door vrienden meegenomen uit Nederland. We vertellen Iris en Koen dat ons plan is om naar Banjul, Gambia te varen en daar de rivier op te gaan. Ook zij hebben het zelfde plan en we besluiten om op dezelfde dag te vertrekken en gelijk met elkaar op te varen.

Klusjes en overige dingentjes?
De stuurautomaat konden we gelukkig redelijk gemakkelijk weer repareren. De lekkage van het water bij de motor was veroorzaakt door een gaatje in het waterlock. Deze was tegen een stang gaan jutteren (was niet goed bevestigd door de monteurs die de motor hebben geïnstalleerd) waardoor er een gaatje ingesleten was. Ook dit hebben we gelukkig kunnen repareren.
We hebben geprobeerd de boot schoon te maken, maar de volgende dag lag er net zoveel zand. Zucht, onbegonnen werk.
We hebben de watermaker uitgeprobeerd en deze doet het naar tevredenheid! Dat scheelt een hoop gesjouw met waterflessen.
Ons groen/rood boeglampje is onderweg stuk gegaan en daarvoor hebben we opnieuw een stuk draad moeten trekken om dit te herstellen. Weer een klusje van de lijst af!
We hebben onze zeilpakken schoongemaakt, uitgespoeld en te drogen gehangen.

De dag voor ons vertrek gaan we met z’n vieren met een taxi naar de havenpolitie om uit te klaren en naar een benzinestation om diesel te tanken. Hiervoor namen wij 4 en zij 2 jerrycans mee en met de taxichauffeur spreken we een vast bedrag af om heen en terug te rijden. Het is een beetje krap en behoorlijk warm met zijn 5 personen in de taxi. Op de heenweg neemt de taxi een “short-cut” over een zandweg met veel kuilen en gaat daar al meteen door zijn vering heen. Dat beloofd wat voor de terug weg wanneer alle jerrycans gevuld zijn, want dan moet hij niet alleen 5 personen vervoeren, maar ook nog eens 130 ltr diesel! Bij de havenpolitie moeten we wachten op de dame van het kantoor. Er staat een groepje beambten te ouwehoeren met elkaar en er staat een tv luid aan. Na 15 minuten vraag ik maar eens hoelang het nog gaat duren, maar dan blijkt dat de dame allang weer terug is…… Ze laten ons gewoon wachten zonder iets te zeggen. De stempel is in een paar tellen gezet en we kunnen weer vertrekken. Op weg naar de benzinepomp, te temperatuur is inmiddels gestegen naar ruim over de 30 graden en het is even afzien in de taxi. Dan blijkt dat we niet kunnen pinnen bij de pomp en moeten alles cash betalen. Op de terugweg begint de taxichauffeur ineens over het extra gewicht en wil meer geld voor zijn ritje hebben, maar we houden voet bij stuk, afspraak is afspraak, hij wist dit van te voren. Hij blijft door mopperen tot aan de poort van de CVD en ook nadat we alweer buiten staan. We zijn er klaar mee, dat gezeur! Bij de CVD staan er meteen bereidwillige dragers voor ons klaar, ons vaste mannetje en een onbekende man, die sjouwen ongevraagd de jerrycans naar de dinghy’s toe. Onderweg op de steiger zegt de man achter mij “I love you so much, will you merry me? Bij de dinghy aangekomen wordt dit mannetje nogal handtastelijk en wil ons (Iris en mij) zoenen. Ik vind het genoeg geweest en maak heel duidelijk dat ik hier niet van gediend ben. De fooi die het onbekende mannetje krijgt is natuurlijk niet genoeg en het begint nu echt vervelend te worden. We negeren hem verder en vertrekken met onze dinghy’s naar de boot.

Gezondheid
Sinds we in Dakar aangekomen zijn we begonnen met hoesten en niezen. De luchtvervuiling in Dakar is echt heel erg en van roetfilters hebben ze hier nog nooit gehoord. Deze atmosfeer is niet goed voor onze longen. Al het stof en het fijne rode zand wat overwaait uit de Sahara, zorgt voor droge neuzen en schrale kelen. Nee, dit is niet de meest gezonde plek op deze aardbol. Eigenlijk willen we hier maar gewoon weer snel weg.

Algemene indruk van Senegal
Wat wij tot nu toe hebben ervaren is dat Senegal een beetje tegen valt. Dakar is een grote vieze en veel te drukke stad. Er heerst veel chaos en de mensen zijn wat stug. Meestal willen ze iets van je en lopen vaak ongevraagd met je mee en willen hier dan ook nog eens geld voor hebben. Dit begint op een gegeven moment toch echt vervelend te worden. Natuurlijk zijn er leuke momenten geweest en hebben we nog lang niet genoeg van Senegal gezien om een goede mening te vormen, maar Dakar is in ieder geval niet een plek waar we (als we dat al zouden doen) vaker heen zouden gaan.
Op naar Gambia!